Jos Deckx (Mol °1948)
Ergens rond zijn 10e verjaardag trok Jos Deckx van het derde leerjaar in de dorpsschool naar het vierde in het grote college. Tot ieders verrassing behaalde hij daar na drie maanden al een erekaart in het vak 'zinsontleding'. Kortom, die kleine had aanleg voor taal.
Zijn belangstelling voor woorden en zinnen is nooit verdwenen. Hij zou er dan ook iets mee gaan doen en wou journalist worden. Dat is er niet van gekomen. Ook zijn levenslange interesses in geschiedenis en filosofie zijn nooit verzilverd in de vorm van diploma's of beroepsactiviteiten, want uiteindelijk brachten het lot en zijn niet-kunnen-beslissen-geest hem in een juridisch beroepskader.
Wat dan met die taal? Schrijver worden? Waarom niet? En in welke tak van dat vak kan je beter met de taal goochelen dan in poëzie? In een gedicht is voor hem dan ook in de eerste plaats het taalkunstwerk van belang, meer nog dan de inhoud of de boodschap.
Alhoewel, in zijn eerste twee bundels 'Goudenregen' en 'De Geesten van mijn Land', die beide dateren uit de jaren 70/80 van de vorige eeuw, klonk het ecologisch besef al fel door, lang voor het gemeengoed geworden was.
Nadien volgden de meer persoonlijke beschouwende bundels 'Mijn Vrede is hoorbaar in de Stilte' en 'Visser zonder Lijn'. Zijn laatste uitgave was een ode aan de Duitse kunstenares Käthe Kollwitz, onder de titel 'Käthe Kollwitz en een dichter'. In die bundel combineerde hij foto's van werken van de kunstenares met gedichten van zijn hand.
En hoewel hij bijwijlen toch liever historicus, filosoof of filoloog geworden was, bezorgt het dichten hem als uiteindelijk gepensioneerde nog veel schrijfplezier.