Het Mols PoëzieAtelier beheert de PoëzieRoute langsheen de Nete. Dit gedichtenparcours maakt deel uit van de stadswandeling 'Spijkers met koppen' (brochure te verkrijgen bij de Dienst Toerisme). De PoëzieRoute wordt 4x per jaar vernieuwd. De langs het water opgestelde gedichten zijn ook hieronder te vinden.
Het onafscheid
Een avond van vergeten zijn zal dit een avond worden van alle nooit vergeten dingen, wanneer de winter keert, maar zonen noch dochters uit hun graf weerkeren?
Dus wanneer de winter keert in de verte en aan mijn deur, leg mijn woorden dan niet neer als zomaar sneeuw,
zal ik ooit vergeten al die dingen als ik doezel bij de haard?
Een avond dat je ging, doch nooit gaat, zolang mijn herinnering maar een stempel draagt van jou.
Laat een winter winter wezen tranen voor bitter een oude moeder met wat dingen.
De deeltjes van het licht worden bijna tastbaar en spatten weelderig uiteen op hei en dennenbomen en achter de glinstering op water over alle regenbogen.
Je at teveel van de fazant en de banana-split nu lig je in de lappenmand o schat wat zie je wit
witte kerst II
in de salon staat fier de opgetuigde kerstboom de radio speelt zacht white christmas buiten woedt een zware sneeuwstorm plots waait het raam wild klappend open een ongewenste wintersfeer verschijnt in de salon alleen de kerstboom glanst van witte vreugde
witte kerst III (2010)
jarenlang waren de winters open stormen en regenval markeerden het geboortefeest nu storten kerken in vliegtuigen kunnen landen noch vertrekken door files met een lengte van de landsgrens zijn velen veel te laat om ook maar iets te vieren eindelijk - witte kerst
de kerk van Diepenbeek B stortte in de Kerstnacht van 2010 in onder het gewicht van de sneeuw
Lopen zou nu zonde wezen enkel kijken naar een wereld van spiegels en zijde en parels in de lijnen van het spinrag, de glimlach van de winter die jij voor mij verzon.
Komt straks de avond van het haardvuur de stilte het boek jij
ik leg me weer te slapen in jouw dode hoek er is geen betere plek om weg te gaan als de maan mij zacht maar dwingend roept
blauw is de nacht waarin een boot te wachten ligt op de sleper die bevrijden kan de stuurloze schipper zonder mastbereik
versnippert telefoongidsen van voorbijgegleden jaren morgen zal een schaatser mijn verdwaalde naam met krullen boven het water van de zwaaikom schrijven
op de bodem rust sinds lang een kopermunt van mijn gedroomde koningin het nu nog bevroren riet weet haar naam niet
in de weerkaatsing van het eeuwige vuur, waardige wenteling van witgekoelde warmte
steeds weer nieuw word je nooit oud van zilveren sikkel tot volle ronding, -geliefden kunnen er nauwelijks op wachten!- in navolging van kosmische wetten herhaal je al lichtjaren lang nauwgezet elk kwartier
slapeloze schaapjes schuiven intussen stilletjes sluimerend de nacht op tot bij je schoonste schijngestalte
fijntjes, kleintjes, mollig, wollig, netjes egaal of licht gesluierd
blije dagen breng je tot leven donkere nachten diepen deemoed op maar zelfs de grauwste gedachte heeft jou nog nooit verhinderd te glanzen
laat me schemeren in je zinderzachte schijnsel, het grote licht dreigt mijn dromen te ontnemen
lang nadat de zon voorgoed verdwenen zal zijn zal jij minzaam blijven toekijken en misschien ook glimlachen bij mijn talloze bovenmaanse mijmeringen